In de reeks ‘Baden en zwemmen onder de Omgevingswet’ heb ik tot nog toe drie blog-artikelen gepubliceerd. Deze blog-artikelen gaan over de eerste drie hoofdstukken van de Omgevingswet. Deze hoofdstukken strekken tot uitvoering van de Europese Zwemwaterrichtlijn. De nadruk ligt daarom op het baden en zwemmen in oppervlaktewaterlichamen.
In het artikel dat nu voor je ligt, zal ik de drie blog-artikelen samenvatten. Zo kunnen de onderwerpen die aan de orde zijn geweest, in onderlinge samenhang worden bezien. Bovendien kan het baden en zwemmen in oppervlaktewaterlichamen voorlopig worden afgesloten. In het volgende blog-artikel zal ik overstappen op het baden en zwemmen in (overdekte) badinrichtingen.
Besproken onderwerpen
De onderwerpen die tot nog toe aan de orde zijn geweest, zijn:
- het begrip fysieke leefomgeving
- het toepassingsgebied van de Omgevingswet
- de doelen van de Omgevingswet
- de specifieke taken en bevoegdheden van de provincies op het gebied van het zwemwaterbeheer
- instructieregels
- omgevingswaarden
- omgevingsvisies en programma’s
Al deze onderwerpen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Dit zal ik toelichten.
Toepassingsgebied en doelen – hoofdstuk 1 Omgevingswet
De Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving. Dat is het toepassingsgebied van de wet. Wat we ons bij de fysieke leefomgeving moeten voorstellen, is uitgewerkt in hoofdstuk 1. Als we het begrip fysieke leefomgeving doorvertalen naar het baden en zwemmen, dan gaat de Omgevingswet onder meer over bad- en zwemwater in oppervlaktewaterlichamen (dus: zwemwateren die als zwemlocatie zijn aangewezen). Het eerste hoofdstuk formuleert ook de doelen van de wet. Het gaat dan niet alleen om veiligheid en gezondheid, maar ook om doelmatigheid en ontwikkeling. Een en ander heb ik besproken in mijn blog-artikel ‘Baden en zwemmen onder de Omgevingswet – hoofdstuk 1’.
Taken en bevoegdheden – hoofdstuk 2 Omgevingswet
De Omgevingswet is relevant voor het zwemwaterbeheer, dat blijkt al uit het eerste hoofdstuk. De volgende vraag is dan: hebben bestuursorganen taken en bevoegdheden op dat gebied, en zo ja welke. Die vraag wordt beantwoord in hoofdstuk 2. Dat hoofdstuk kent aan de provincies specifieke taken en bevoegdheden aan de provincies toe. Ik verwijs naar mijn blog-artikel ‘Baden en zwemmen onder de Omgevingswet – hoofdstuk 2’.
Instructieregels – hoofdstuk 2 Omgevingswet
Als het gaat om de wijze waarop de provincies hun taken en bevoegdheden uitvoeren, dan zijn zij niet helemaal vrij. Zij krijgen namelijk van de regering instructieregels. Deze instructieregels geven concreet aan hoe de provincies hun taken en bevoegdheden op het gebied van het zwemwaterbeheer dienen uit te voeren. De instructieregels vinden de provincies in een algemene maatregel van bestuur. De wettelijke grondslag voor deze instructieregels ligt in hoofdstuk 2. Ik mag opnieuw verwijzen naar het betreffende blog-artikel.
Omgevingswaarden – hoofdstuk 2 Omgevingswet
Een ander instrument waarmee de doelen van de Omgevingswet kunnen worden bereikt, zijn de omgevingswaarden. Omgevingswaarden zijn de parameters voor de kwaliteit van het bad- en zwemwater en voor de kwaliteit van de lucht in overdekte badinrichtingen. De omgevingswaarden voor de kwaliteit van het bad- en zwemwater in oppervlaktewaterlichamen vinden hun grondslag in hoofdstuk 2 van de Omgevingswet. De grondslag voor de omgevingswaarden voor de kwaliteit van het bad- en zwemwater in (overdekte) badinrichtingen en voor de kwaliteit van de lucht in overdekte badinrichtingen ligt, zoals we nog zullen zien, in het vierde hoofdstuk. Weer verwijs ik naar het betreffende blog-artikel.
Instrumenten voor beleidsontwikkeling – hoofdstuk 3 Omgevingswet
Zwemwaterbeheer zal ook vragen om beleid. Omgevingsvisies en programma’s (regionale waterprogramma en het omgevingswaarde-programma) zijn de instrumenten waarmee provincies beleid kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Deze instrumenten worden geregeld in hoofdstuk 3. In mijn blog-artikel ‘Baden en zwemmen onder de Omgevingswet – hoofdstuk 3’ heb ik de instrumenten toegelicht. Ook voor het regionale waterprogramma en het omgevingswaarde-programma zijn de provincies gebonden aan instructieregels.
Conclusie
- volgens hoofdstuk 1 van de Omgevingswet is die wet van toepassing op het zwemwaterbeheer
- hoofdstuk 2 van de wet noemt een aantal specifieke taken en bevoegdheden op het gebied van het zwemwaterbeheer. Deze taken en bevoegdheden komen toe aan de provincies
- hoe de provincies de specifieke taken en bevoegdheden concreet moeten uitvoeren, volgt uit instructieregels. De grondslag voor deze instructieregels ligt in hoofdstuk 2
- omgevingswaarden zijn de parameters voor de kwaliteit van het bad- en zwemwater in oppervlaktewaterlichamen en hebben hun basis in hoofdstuk 2
- de omgevingsvisie en programma’s zijn instrumenten waarmee de provincies op het gebied van het zwemwaterbeheer beleid kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Deze instrumenten vinden hun regeling in hoofdstuk 3
- ook voor het regionale waterprogramma en het omgevingswaarde-programma gelden instructieregels als bedoeld in hoofdstuk 2
Volgend blog-artikel
Met deze samenvatting sluit ik het onderwerp baden en zwemmen in oppervlaktewaterlichamen voorlopig af. In het volgende blog-artikel zal hoofdstuk 4 van de Omgevingswet aan de orde komen. Dat gaat over algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving. Daarmee betreden we het terrein van het baden en zwemmen in (overdekte) badinrichtingen.
Reageer
Heb je vragen, opmerkingen, suggesties, aanvullingen, voorbeelden, correcties? Laat het dan alsjeblieft weten. Ik zou het bijzonder op prijs stellen.
Geef een reactie