Ben jij dienstverrichter? Dan moet jij je afnemer informeren over je algemene voorwaarden. Hoe je dat doet, lees je in dit vierde blog-artikel over de informatieplicht van de gebruiker / dienstverrichter bij algemene voorwaarden.
Even de draad oppakken en terug naar mijn vorige blog-artikelen
In mijn eerste blog-artikel heb ik bij de informatieplicht van gebruikers van algemene voorwaarden enkele uitgangspunten geschetst. Eén van de belangrijkste uitgangspunten is dat de gebruiker initiatief moet tonen en actief de wederpartij informeert over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden.
In mijn tweede blog-artikel heb ik de terhandstelling besproken. De terhandstelling wordt genoemd in artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin, BW en geldt als hoofdregel voor de wijze waarop de gebruiker zijn wederpartij informeert. In dat tweede blog-artikel heb ik ook gewezen op een ander artikel, namelijk artikel 6:230c BW.
In het blog-artikel dat nu voorligt, zal ik dat artikel 6:230c verder toelichten. Daarvoor ga ik eerst terug naar de tekst van artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin.
Nogmaals de tekst van artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin
Deze tekst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De gebruiker heeft aan de wederpartij de in artikel 233 onder b bedoelde mogelijkheid geboden, indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld, de voorwaarden overeenkomstig de in artikel 230c voorziene wijze heeft verstrekt of (…).”
Je ziet dat de eerste volzin toestaat dat de gebruiker zijn algemene voorwaarden verstrekt op de wijze van artikel 6:230c.
Informatie over dienstverrichters en hun diensten naar aanleiding van de Dienstenrichtlijn
Artikel 6:230c maakt geen onderdeel uit van afdeling 6.5.3 BW over de algemene voorwaarden, maar staat in een afdeling daarvoor, namelijk afdeling 6.5.2A. Die afdeling bevat bepalingen over informatie over dienstverrichters en hun diensten naar aanleiding van de Dienstenrichtlijn.
Artikel 6:230c beschrijft de mogelijkheden waarmee de dienstverrichter informatie mag verstrekken. Deze mogelijkheden zal ik zo meteen toelichten. Vervolgens zal ik deze mogelijkheden vergelijken met de verschillende manieren van informeren van artikel 6:234. Maar eerst zal ik kort ingaan op de informatieplicht van de dienstverrichter.
Informatieplicht dienstverrichter
Informatieplicht op grond van artikel 6:230b
De dienstverrichter moet een groot aantal gegevens ter beschikking stellen. Deze informatieplicht is neergelegd in artikel 6:230b. Tot die gegevens behoren ook de algemene voorwaarden die de dienstverrichter hanteert. Zie onderdeel 6 van artikel 6:230b.
Overlap met de informatieplicht op grond van artikel 6:234 onder b
Je ziet nu meteen al een zekere overlap met de bepalingen over de algemene voorwaarden. Als jij algemene voorwaarden gebruikt, heb je een informatieplicht op grond van artikel 6:233 onder b. Als jij algemene voorwaarden gebruikt in de hoedanigheid van dienstverrichter, heb je (ook) een informatieplicht op grond van artikel 6:230b.
Wijze van informeren
Artikel 6:230c beschrijft vier mogelijkheden waarmee de dienstverrichter de algemene voorwaarden (en alle overige informatie van artikel 6:230b) mag verstrekken. Artikel 6:230c luidt als volgt:
“De in artikel 6:230b bedoelde informatie, naar keuze van de dienstverrichter, (…):
1. wordt op eigen initiatief door de dienstverrichter verstrekt
2. is voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten
3. is voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door de dienstverrichter meegedeeld adres
4. is opgenomen in alle door de dienstverrichter aan de afnemer verstrekte documenten waarin deze diensten in detail worden beschreven.”
Korte vergelijking met artikel 6:234
1. Verstrekking
Het op eigen initiatief verstrekken door de dienstverrichter is ter vergelijken met de terhandstelling van artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin. Zie daarover mijn blog-artikel “De informatieplicht van de gebruiker van algemene voorwaarden – terhandstelling”.
2. Toegankelijkheid
De toegankelijkheid op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten, doet denken aan de terinzagelegging van artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin.
Er is echter een verschil. In artikel 6:234, eerste lid, geldt als uitgangspunt dat algemene voorwaarden ter hand worden gesteld. Alleen als terhandstelling redelijkerwijs niet mogelijk is, mag de gebruiker van algemene voorwaarden aan zijn wederpartij bekend maken dat de algemene voorwaarden bij hem ter inzage liggen of zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel of bij de griffie an een gerecht. Verder gelden er nog aanvullende voorwaarden over daadwerkelijke toezending. Ik verwijs opnieuw naar mijn blog-artikel over terhandstelling.
In artikel 6:230c geldt de uitzondering ‘indien redelijkerwijs niet mogelijk’ niet. Dat betekent dat de dienstverrichter ervoor kan kiezen om zijn wederpartij over de algemene voorwaarden te informeren door ervoor te zorgen dat de voorwaarden (gemakkelijk) toegankelijk zijn op een plaats waar de dienst wordt verricht (lees: ter inzage liggen). Hij kan voor deze manier van informeren kiezen, ook als de voorwaarden kunnen worden verstrekt (lees: ter hand worden gesteld). Artikel 6:230c zegt immers: “naar keuze van de dienstverrichter”.
In zoverre is het regiem van artikel 6:230c voor de dienstverrichter soepeler dan het regiem van artikel 6:234, eerste lid.
3. Elektronische toegankelijkheid
De elektronische toegankelijkheid laat zich vergelijken met artikel 6:234, tweede lid. Zie daarover mijn derde blog-artikel over de elektronische terbeschikkingstelling van algemene voorwaarden.
Toch is ook hier weer een belangrijk verschil. In artikel 6:234, tweede lid, geldt als uitgangspunt dat algemene voorwaarden langs elektronische weg ter beschikking moeten worden gesteld. Dat moet op een zodanige wijze gebeuren dat de algemene voorwaarden door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en voor de wederpartij toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming. Een verwijzing naar de website is alleen mogelijk als terbeschikkingstelling langs elektronische weg niet mogelijk is. Verder gelden er nog aanvullende voorwaarden over daadwerkelijke toezending. Ik verwijs nogmaals naar mijn derde blog-artikel.
In artikel 6:230c geldt de uitzondering ‘indien redelijkerwijs niet mogelijk’ niet. Dat betekent dat de dienstverrichter ervoor kan kiezen om zijn wederpartij over zijn algemene voorwaarden te informeren door een verwijzing naar de website. Overigens mag de dienstverrichter niet volstaan met een simpele mededeling als “Zie mijn website”. Bij de verwijzing zal de dienstverrichter het adres van de website moeten meedelen. Je leest dit in het derde onderdeel van artikel 6:230c: “(…) op een door de dienstverrichter meegedeeld adres”.
Ook in zoverre is het regiem van artikel 6:230c voor de dienstverrichter soepeler dan het regiem van artikel 6:234, eerste lid.
4. Opname in verstrekte documenten
Hier bestaat geen vergelijking met artikel 6:234. Waar moeten we aan denken?
Veel dienstverrichters hebben hun algemene voorwaarden van toepassing verklaard op offertes, aanbiedingen en opdrachtbevestigingen. In dat soort documenten worden de diensten veelal in detail beschreven. Volgens artikel 6:230c kan de dienstverrichter zijn wederpartij informeren over de algemene voorwaarden door deze voorwaarden (als bijlage) op te nemen in offertes, aanbiedingen of opdrachtbevestigingen.
Zoals gezegd, kent artikel 6:234 deze manier van informeren niet. Ook in zoverre is het regiem van artikel 6:230c voor de dienstverrichter soepeler.
Keuzemogelijkheid
Artikel 6:230c kent dus vier mogelijkheden waarmee de dienstverrichter zijn afnemers (lees: wederpartij) informeert over algemene voorwaarden en andere gegevens. Anders dan in artikel 6:234 geldt de uitzondering ‘indien redelijkerwijs niet mogelijk’ in artikel 6:230c niet. Sterker: artikel 6:230c laat uitdrukkelijk aan de dienstverrichter de eigen keuze. Je leest deze keuzemogelijkheid in de aanhef van dat artikel.
Dat betekent concreet dat de dienstverrichter kan kiezen voor bijvoorbeeld de mededeling “Zie mijn website www…..nl” in plaats van verstrekking. Ook in dat opzicht is artikel 6:230c soepeler dan artikel 6:234.
Combinatie van manieren van informeren
Natuurlijk kan de dienstverrichter ook kiezen voor een combinatie van manieren van informeren. Hij kan bijvoorbeeld kiezen voor de mededeling “Zie mijn website www…..nl” en tegelijkertijd ook de algemene voorwaarden als bijlage (al dan niet langs elektronische weg) meezenden bij de offerte, de aanbieding of de opdrachtbevestiging. Als de dienstverrichter en de afnemer (lees: wederpartij) later fysiek in elkaars nabijheid aanwezig zijn, kan de dienstverrichter zijn algemene voorwaarden ook nog eens verstrekken (lees: ter hand stellen).
Ook voor andere gebruikers van algemene voorwaarden dan de dienstverrichter?
In het begin van dit blog-artikel heb ik gezegd dat artikel 6:234 de gebruiker toestaat zijn algemene voorwaarden te verstrekken op de wijze van artikel 6:230c. Dit moet worden genuanceerd.
Artikel 6:230c ziet specifiek op de dienstverrichter. De dienstverrichter kan kiezen uit vier mogelijkheden die dat artikel noemt om de afnemer te informeren over de algemene voorwaarden.
Maar artikel 6:230c wordt ook genoemd in artikel 6:234, eerste lid, eerste volzin. Ik verwijs naar de tekst van artikel 6:234 aan het begin van dit blog-artikel.
Wat betekent dat? Dat betekent allereerst dat de dienstverrichter aan zijn informatieplicht van artikel 6:233, onder b, niet persé hoeft te voldoen over de band van artikel 6:234. Hij kan dat ook doen over de band van artikel 6:230c. Anders gezegd: de dienstverrichter heeft aan zijn wederpartij een redelijke mogelijkheid geboden om van zijn algemene voorwaarden kennis te nemen als hij dat doet via artikel 6:230c. Daarbij maakt het mijns inziens niet uit of de overeenkomst tot stand komt langs elektronische weg of niet. Althans, artikel 6:230c maakt in ieder geval niet een dergelijke onderscheid.
Dat geldt dus voor de dienstverrichter. Maar geldt artikel 6:230c ook voor de verkoper? En voor de verhuurder? En voor de aannemer? Als je kijkt naar de tekst van artikel 6:230c, zou je zeggen van niet. Artikel 6:230c heeft het specifiek over dienstverrichters, en verkopers, verhuurders, aannemers, zijn geen dienstverrichter. Maar artikel 6:234, eerste lid, doet echter vermoeden dat ook andere gebruikers van algemene voorwaarden (dan de dienstverrichter) gebruik kunnen maken van het soepelere artikel 6:230c.
De literatuur is niet eenduidig. Een kort en helder overzicht biedt Valk in Tekst en Commentaar Vermogensrecht, artikel 6:234 BW, aantekening 2. De rechter mag het zeggen. Voor zover mij bekend, is jurisprudentie hierover nog niet verschenen.
Advies
Nu de literatuur niet eenduidig is en jurisprudentie niet voorhanden schijnt, zou mijn advies zijn om aan de veilige kant te blijven. Dat betekent dat de dienstverrichter zonder probleem zijn wederpartij kan informeren over hun algemene voorwaarden via het soepelere artikel 6:230c en dat overige gebruikers van algemene voorwaarden (verkopers, verhuurders, aannemers) het regiem volgen van artikel 6:234.
Conclusie
De dienstverrichter kan aan zijn informatieplicht van artikel 6:233, onder b, BW voldoen via artikel 6:230c. Onduidelijk is of ook andere gebruikers van algemene voorwaarden gebruik kunnen maken van artikel 6:230c. Veiligheidshalve wordt andere gebruikers geadviseerd dat niet te doen. Zij kunnen aan hun informatieplicht voldoen binnen de kaders van artikel 6:234.
Geef een reactie