Als ondernemer sluit je handelsovereenkomsten af met ondernemers. Tegen betaling worden goederen en diensten geleverd. Facturen worden verzonden, maar niet altijd (op tijd) betaald. Als ondernemer kun je dan in financiële problemen komen.
Onder invloed van Europese regelgeving heeft de wetgever twee jaar geleden het Burgerlijk Wetboek aangepast. De wet kent nu een regeling over betaaltermijnen. Ook biedt de wet instrumenten om vertragingsschade vergoed te krijgen als betaaltermijnen worden overschreden. Het betreft de vergoeding van wettelijke handelsrente en incassokosten.
Met deze voorzieningen wil de wetgever ondernemers beter beschermen tegen betalingsachterstanden bij handelsovereenkomsten.
Helaas komen wanbetalingen in de praktijk nog steeds voor. Reden om de regeling nog eens uit de doeken te doen.
Wanneer geldt de regeling?
De regeling is alleen van toepassing bij niet tijdige betaling van hetgeen op grond van een handelsovereenkomst verschuldigd is.
Begrip handelsovereenkomst
Handelsovereenkomsten zijn overeenkomsten waarbij tegen betaling goederen worden geleverd of diensten verricht.
Partij bij de handelsovereenkomst zijn natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen. Hieronder vallen ook de vrije beroepen.
De regeling is ook van toepassing als de overheid partij is, maar dan moet de overheid wel optreden als schuldeiser van een geldvordering.
Voor overeenkomsten tussen ondernemingen en de overheid als schuldenaar en voor overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten gelden aparte regelingen. Die regelingen blijven hier buiten beschouwing.
Welke betaaltermijn geldt er?
Voor handelsovereenkomsten geldt in principe een betaaltermijn van 30 dagen.
Partijen kunnen hiervan afwijken en een andere betaaltermijn afspreken. Deze contractsvrijheid is echter begrensd. Partijen kunnen een uiterste dag van betaling overeenkomen van ten hoogste 60 dagen. Een langere betaaltermijn (dan 60 dagen) is alleen toegestaan als partijen deze uitdrukkelijk in de overeenkomst opnemen en de langere termijn jegens de schuldeiser niet kennelijk onbillijk is.
Uitdrukkelijk in de overeenkomst
Partijen moeten de langere betaaltermijn expliciet afspreken en met zoveel woorden in de overeenkomst opnemen. Onvoldoende is dat de langere betaaltermijn in algemene voorwaarden is opgenomen en deze voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard.
Niet kennelijk onbillijk
Een langere betaaltermijn mag jegens de schuldeiser niet kennelijk onbillijk zijn. Of een betaaltermijn kennelijk onbillijk is, moet worden beoordeeld naar alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de 60 dagen termijn. Bij objectieve redenen gaat het om andere redenen dan het enkele belang dat de schuldenaar om liquiditeitsredenen bij een langere termijn heeft.
Bescherming en flexibiliteit
Deze regeling beschermt de zwakkere contractspartij, maar geeft ook voldoende flexibiliteit. Zo kan een startende ondernemer een langere betaaltermijn worden gegund gezien zijn belang bij het opbouwen van handelsrelaties. Ook kan zo aan een vaste handelsrelatie een langere betaaltermijn worden gegund bijvoorbeeld omdat hij tijdelijk in betalingsproblemen verkeert.
Betaaltermijn overschreden, wat nu?
Overschrijding van de betaaltermijn betekent dat de schuldeiser niet op tijd zijn geld krijgt. Daardoor lijdt hij schade. De schuldenaar zal deze schade aan zijn schuldeiser moeten vergoeden. De regeling biedt daarvoor twee instrumenten:
- de wettelijke handelsrente
- de incassokosten
De wettelijke handelsrente
De wettelijke handelsrente is het bedrag dat de schuldenaar aan zijn schuldeiser moet betalen als vergoeding van schade. De wettelijke handelsrente is een gefixeerd bedrag. Partijen kunnen echter een andere – hogere of lagere – rentevoet overeenkomen.
Aanvang wettelijke handelsrente
De wettelijke handelsrente begint automatisch te lopen zodra de betaaltermijn is verstreken. Om aanspraak te maken op de wettelijke handelsrente hoeft de schuldeiser zijn debiteur dus niet eerst in gebreke te stellen. Ook verzuim aan de zijde van de schuldenaar is niet vereist.
Op welk moment is de betaaltermijn verstreken?
Partijen kunnen een fatale betaaltermijn overeenkomen. Dan staat in de overeenkomst een uiterste termijn genoemd waarbinnen moet zijn betaald. Als niet wordt betaald, dan begint de wettelijke handelsrente te lopen op de dag volgend op de dag die is overeengekomen als uiterste dag van betaling. Of een overeengekomen betaaltermijn een fatale termijn is, is een kwestie van interpretatie.
Als partijen geen fatale betaaltermijn zijn overeengekomen, dan onderscheidt de regeling drie momenten waarop de wettelijke handelsrente begint te lopen:
- 30 dagen na ontvangst factuur
- 30 dagen na ontvangst prestatie
- 30 dagen na controleperiode
De wettelijke handelsrente loopt door tot en met de dag waarop de schuldenaar aan zijn schuldeiser betaalt.
De incassokosten
Naast de wettelijke handelsrente heeft de schuldeiser ook aanspraak op incassokosten. De vergoeding van deze kosten bestaat uit ten minste een bedrag van € 40,00. Dit bedrag is zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag volgend op de dag waarop de uiterste dag van betaling is verstreken. Hiervan kan niet ten nadele van de schuldeiser worden afgeweken.
Overigens moet het genoemde bedrag van € 40,00 worden bezien in samenhang met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit besluit kent een vergoedingensysteem waarbij de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is gerelateerd aan de hoogte van het openstaande bedrag. In de praktijk kunnen de incassokosten dan ook snel hoger uitvallen dan € 40,00.
Toerekenbare vertraging en financieel onvermogen
Het loslaten van het verzuimvereiste betekent niet dat ook het vereiste van toerekenbaarheid niet meer zou gelden. De schuldeiser kan alleen een beroep doen op de wettelijke handelsrente als de vertraging in de betaling aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
Stel, de vertraging in de betaling wordt veroorzaakt door financieel onvermogen. Kan de schuldenaar dan een beroep op de wettelijke handelsrente afweren door te stellen dat de vertraging hem niet kan worden toegerekend?
Het antwoord is neen. Als ten tijde van het aangaan van de overeenkomst het financieel onvermogen voor de schuldenaar voorzienbaar was, dan komt die omstandigheid voor zijn risico. Hieraan ligt het argument ten grondslag dat de schuldenaar – wetende van zijn financiële situatie – de overeenkomst dan maar niet had moeten aangaan.
En de praktijk?
Aan het slot van deze juridische beschouwingen dringt zich de vraag op hoe nu in de praktijk om te gaan met wanbetaling. Mulderij Bedrijfsjuristen bijvoorbeeld heeft recent daarover een goed artikel geschreven. Daarin beschrijft Mulderij de stappen van eerste herinnering – tweede herinnering – telefonisch contact – aanmaning – incasso – rechtsmaatregelen. Het artikel beveel ik van harte aan. Klik hier om het artikel te lezen.
Conclusie
Vóór het aangaan van de handelsovereenkomst hebben partijen een zekere mate van vrijheid en flexibiliteit, zij het begrensd. Zo kunnen partijen van de regeling afwijken door binnen zekere grenzen afspraken te maken over de betaaltermijn en de hoogte van de rentevoet.
Zodra echter een betaaltermijn overschreden wordt, is de bepaling dat wettelijke handelsrente is verschuldigd onverkort van toepassing, ook wanneer de schuldenaar nog niet door de schuldeiser in gebreke is gesteld. In zoverre is de regeling van dwingend recht waarvan niet kan worden afgeweken. Ook van het minimumbedrag van € 40,00 voor incassokosten kan niet worden afgeweken.
Geef een reactie